Dit kan echt niet: het verhaal van de negerzoen
Onmisbaar bij een avond Netflix, perfect voor een foodfight: de vertrouwde eh… zoen. Want negerzoen, dat kan natuurlijk écht niet meer. Waar komen ze vandaan? En hoe worden ze eigenlijk gemaakt?
Waar komen negerzoenen vandaan?
Ze bestaan al tweehonderd jaar, het is een Deense delicatesse. Flødebolle heten ze daar, een scheldwoord voor een snob. Niet veel later kwamen ze ook in Nederland op de markt, als negerzoen. Ze werden gemaakt in de banketbakkerij van de familie Buijs in Oudenbosch. De beroemde knalgele doosjes met blauwe letters – nu met de naam Buys, vanwege internationaal – worden nog steeds gevuld met zoenen volgens het oude recept van Bernardus Buijs.
Heten ze nog negerzoen?
Nee, gelukkig werd die naam in 2005, na bergen protest, veranderd in ‘zoen’. In Frankrijk was het nog erger: daar heetten die chocoladedingen jarenlang ‘tête de nègre’, negerhoofd, en in het Vlaams hadden ze het zelfs over ‘negerinnentet’. Ook in andere landen werd de naam aangepast: Negerküsse werden Schokoküsse of Schaumküsse, negro kisses werden angel kisses en de Finse neekerin Suukot werd Brunberg suukot, genoemd naar producent Brunberg. In Canada heten de zoenen ‘viva puffs’ en een slimme bartender maakte daar in 2010 een shotje van: een mini-glaasje met marshmallow wodka, crème de cacao en (hoe kom je erop) frambozenlikeur.
Hoe worden ze gemaakt?
Je kunt ze zelf maken: koekjes met Italiaans schuim, dopen in de gesmolten chocolade. Hoe gaat dat in de fabriek? Daar worden machinaal op de wafeltjes dikke toeven eiwitschuim met suiker en hete glucose gespoten. De zoenen moeten even drogen en gaan daarna op de lopende band onder een chocoladewaterval door. Op topdagen rollen er wel 440 zoenen per minuut van de band. Ze worden allemaal met de hand ingepakt, want ze zijn zo breekbaar dat geen machine ze zonder te pletten in de doosjes kan zetten.
Lees ook:
- Zes dingen die je nog niet wist over chocolade
- Leftover eiwit (of geel)?
- 6 onbegrijpelijke producten uit de Albert Heijn
Foto: Wouter de Bruijn (Flickr)