Onze man in de provincie wilde zeven Michelinsterren eten
Hij at meerdere malen per week buiten de deur, was altijd op zoek naar de lekkerste haring, leukste wijn, sappigste hamburger of beste vleesthermometer. Maar bijna een jaar geleden verruilde journalist Marcel Langedijk Amsterdam voor De Provincie. Is het daar een beetje vol te houden voor een liefhebber van het betere eten en drinken? Deze week zocht hij naar vrolijkmakend eten in Giethoorn.
Zo was ik dus laatst in Giethoorn. Je moet wat met je zondagen in de provincie en Giethoorn ligt sinds mijn veelbesproken transfer uit Amsterdam vrijwel om de hoek. Bovendien was het grijs, grauw, regenachtig takkeweer en dan is het leeg in het inmiddels wereldberoemde dorp. De wagonladingen met name Aziatische toeristen spelen in deze tijd op safe en rolkofferen en selfiesticken in Amsterdam, waardoor je als bijna-local vrij spel hebt in het ‘Venetië van het Noorden’. Ik kwam een stel Zuid-Amerikanen tegen – verwarde blik, bijkans onderkoeld vanwege te weinig kleding – en er voer welgeteld één rondvaartboot met drie Aziatische toeristen en een bloedchagrijnige kapitein die microfoonde dat ‘on the left you see some very typical Giethoornish houses’.
Dat was het. Verder geen punter of fluisterboot te bekennen in de kleine grachtjes, de fiets- slash voetpaden lagen er verlaten bij. Er valt niet veel meer te doen dan diepzinnig denken en op zoek te gaan naar iets drink- of eetbaars in het dorp.
Liefdeloos en nogal duur
Dat is nog knap lastig, dat iets drink- of eetbaars vinden, want Giethoorn moet het niet hebben van zijn sublieme eetgelegenheden. Als ze al open zijn in deze tijd van het jaar. Café Fanfare was dat wel, zag ik, de zaak die zijn bekendheid dankt aan de gelijknamige en belachelijk succesvolle film van Bert Haanstra – hij werd bekeken door 2,6 miljoen mensen en is daarmee na Turks Fruit nog altijd de best bezochte film van ons land. Mede door die film werd Giethoorn een hit onder toeristen uit eigen land – later gevolgd door buitenlanders. Die film stamt uit 1958 en is hoewel geestig toch wel hopeloos gedateerd. Het restaurant is met zijn tijd meegegaan, sort of, maar de laatste twee keer dat ik er at, was het vooral veel, liefdeloos en nogal duur – de ziekte die in vrijwel elke tourist trap rondwaart.
Dat was evenwel hartje zomer en belachelijk druk, dus ik zal het in de slappe wintertijd nog eens proberen.
Zeven (!) Michelinsterren
Schuin tegenover Fanfare zit Fratelli, waar ik jaren geleden, toen ze net open waren, een prima prijskwaliteitpasta at, maar dat inmiddels ook te kampen heeft met (te) drukke lentes en zomers die de kwaliteit van het gebodene niet ten goede komen. Voordat de bevolking mij met pek en veren het dorp uit zet: het is allemaal niet reuze slecht in Giethoorn. Het is te doen, het is voedzaam, maar het is niet vrolijkmakend en zeker niet uitzonderlijk. Wat jammer is en je zou daardoor bijna vergeten dat Giethoorn min of meer aan de wieg stond van liefst zeven (!) Michelinsterren. Drie van de aldaar geboren Jonnie Boer, twee van Martin Kruithofs in Giethoorn gevestigde De Lindenhof en twee van Jarno Eggens De Groene Lantaarn (sinds kort gevestigd in Staphorst), die ooit bij Kruithof werkte. Misschien moeten die mannen eens een masterclass komen geven om de boel op scherp te zetten. En laat ze dan in godsnaam ook hun vrouwen meenemen om te laten zien wat klantvriendelijkheid en gastvrijheid is.
Lees ook: