Opinionated

Onze man in de provincie over horecahuftertjes

Hij at meerdere malen per week buiten de deur, was altijd op zoek naar de lekkerste haring, leukste wijn, sappigste hamburger of beste vleesthermometer. Maar een half jaar geleden vertrok Marcel Langedijk uit Amsterdam naar De Provincie. Is het daar een beetje vol te houden voor een liefhebber van het betere eten en drinken? Dit keer: horecahuftertjes in de stad.

Foto van culinair journalist Marcel Langedijk

Dineren of lunchen in de provincie kan als ontluisterend worden ervaren. Zeker door een voorheen stadse jongen, zoals ik. Dat heeft alles te maken met mijn talloze horeca-ervaringen in Amsterdam. Die zijn op z’n zachtst gezegd ronduit beroerd – de goede niet ten na gesproken, want ze zijn er, de goede horecazaken en -mensen en ik houd van ze als van het leven zelf. 

Ego’s zo groot als de grachtengordel

Maar over het algemeen moet de hoofdstad het niet hebben van vriendelijk of ten minste beleefd personeel. Iedereen die er weleens iets heeft gegeten of gedronken kan daarover meepraten, heeft minimaal 34 slechte ervaringen en begint desgevraagd zuchtend en steunend te verhalen over die ene zaak met die kwalitatief ondermaatse broodjes van twintig euro, uitgeserveerd door onwelriekende studenten met ego’s zo groot als de grachtengordel.

Ach ja, het horecapersoneel in de hoofdstad, er zijn inmiddels boeken over geschreven – en zo niet, dan zou dat moeten gebeuren. Ik kan dus weinig meer toevoegen aan de lijst met bekende klachten. Nogmaals, er zijn goede mensen, maar ook ik ben geschoffeerd, gekleineerd, uitgelachen en berispt door horecahuftertjes die half zo oud waren als ik. Ze hadden tatoeages, moeilijk haar en kleding van Daily Paper. Ze hadden grijze wallen, sportschoollichamen en roken naar het bier van de vorige avond. Ze waren arrogant, zuur, vervelend, ongeïnteresseerd. 

Geriefelijk

En met dat in het achterhoofd, beste lezer, kan een horeca-ervaring in de provincie als ontluisterend worden ervaren. Of eerder: als een warm bad. Inmiddels woon ik er een half jaar, maar ik kijk er nog steeds van op als jonge, frisse meisjes en jongens met rode appelwangen me de hele avond met ‘u’ aanspreken, ondanks dat ik zestien keer heb gezegd dat ze ‘je’ moeten zeggen. Dat ze beleefd zijn en dingen vragen als ‘heeft het U mogen smaken?’ (met een hoofdletter, ja, een HOOFDLETTER!) en ‘zat U vanavond geriefelijk?’ Ik bedoel: is dat een woord, geriefelijk? En zo ja, wie gebruikt dat nog? 

Ik moet daarbij wel aantekenen dat het personeel hier in de provincie het over het algemeen gemakkelijker heeft dan in een stad als Amsterdam. De klanten zijn daar, in de hoofdstad, een stuk lastiger. Of zoals ze het daar zeggen: fakking irritant. Voorbeeld? Heb ik, en recent ook, want afgelopen week was ik er vanwege werk. Het hotel waar ik had afgesproken, was er zo eentje met een eclectische mix van minimalisme en opgezette dieren. Heel uniek, zoals elk hotel in Amsterdam. 

Havermelk, de barista-editie

Aan de tafel naast me zaten een jonge man (skinny jeans, skinny T-shirt, sportschoolarmen, tatoeages) en vrouw (lange jurk, tijgerprint, Nikes).

Zij: “Een cappuccino. Met havermelk, maar dan wel de barista-editie. Heb je niet? Fak. Laat dan maar. Water dan. Wel gefilterd.”

Hij: “Een cappuccino voor mij. Maar wel met verse melk. I’m talking echt vers. Dus niet uit een pak, maar uit een koe. Heb je niet? Nice, lamlul, nice. Kom Vlinder, dit trek ik niet.”

Ik deed wat ieder ander zou doen. Ik stond op, pakte mijn tosti ham-kaas-met-zonder-ham, smeerde die in Vlinders gezicht en gaf de man een stomp in zijn sportschoolmaag. Ze verlieten huilend het pand. Nou ja, dat had ik willen doen. En het was terecht geweest. In plaats daarvan reed ik terug naar mijn huis in de provincie en zeeg neer op mijn bank met een glas pinot noir en wat lokale blauwe kaas. Ik voelde me fakking geriefelijk.

Lees ook:

Geen foodnews Missen?

Ontvang een update in je inbox