De meest bizarre horeca-ervaringen
We kunnen er smakelijk om lachen als horeca-personeel uit de school klapt over hun gasten. Maar zelf kunnen ze er ook wat van. Wat van alle ontelbare keren dat wij buiten de deur aten ging het bijna altijd goed. Maar soms, heel soms… Lees en huiver.
Als ratten in de val
Laura: “Mijn broer en ik pakten flink uit bij het Chinees, Surinaams eethuis Ah-Sin. Saoto soep, verschillende broodjes, Chinese biertjes erbij, heerlijk. We hadden zeker driekwart op toen er een grote, luid sprekende man met opvallende rode jas binnenkwam en met ferme passen naar de eigenaresse toe liep. “Goedemiddag mevrouw, ik kom weer even kijken hoe het er inmiddels voor staat.” Mijn broer en ik keken elkaar vragend aan. Na kort in de keuken te zijn geweest kwam de man weer het restaurant in. Terwijl mijn broer en ik verder aten, vervolgende de man, enigszins dreigend: “mevrouw, u moet nu écht meer vallen neer gaan zetten. De ratten nemen uw keuken over, dit kan zo niet langer. Die klemmen moeten er nu komen, niet zelf vangen. Als ze je bijten kunt u ontzettend ziek worden.” Mijn broer en ik wisten niet of we moesten lachen of huilen, maar instant misselijk van het idee van een rattenstaart in mijn soep was ik wel. De rest van de middag hebben we blikjes Fernandes gedronken in de hoop bacteriën te doden.”
Geen haar, was het maar waar
Sharon: “Het schattige lunchzaakje, veranderde in een sandwich place from hell toen ik daar een stokbroodje tonijn at. Na een paar happen kauwde ik op iets dat ik niet helemaal thuis kon brengen. Ik wilde het uit mijn mond halen, maar het bleek langer dan ik dacht. Nee, geen haar, was het maar waar. Het bleek een vuilniszak-afdekstrip te zijn. En zo te zien was ie al eerder gerecycled. Nu ben ik de lulligste niet, want hey, kan gebeuren, dus ik liep discreet naar de serveerster toe, en fluisterde zachtjes, met het bewijsstuk in mijn hand, dat er wel een heel vreemd ingrediënt in mijn broodje was geslopen. Waarop ze het ding aanpakte, doodkalm zei, ‘oh, dat hoort niet hè’, zich omdraaide en wegliep, mij in totale verbijstering achterlatend.”
Fajitas met
Delilah: “We zaten in een enigszins onbestemd restaurant, het was niet hoofdstedelijk en bovenal lang geleden; lang voordat het iemand werkelijk kon schelen of taco’s authentiek waren en receptuur origine-getrouw. Het restaurant wílde niet onbestemd zijn, het wilde iets van Latijns Amerikaans zijn – welk land, dat maakte niet uit. Er stond een hele grote nep palmboom en er werden salsa cd’tjes gedraaid. Er stond een boze witte chef in de keuken, de Arabisch aandoende eigenaar zat aan de bar sigaretten te roken boven een stapel bonnetjes, en er liepen lieve pubermeisjes rond in de bediening. We bestelden fajitas. Er kwam een rechaud op tafel. Het blozende kind in wiens wijk ons tafeltje stond stak lucifer na lucifer af in een poging het waxinelichtje aan te krijgen. Ze was héél langzaam, en werd steeds zenuwachtiger maar niet sneller. Het lukte, we wachtten. De chef blafte de pubers af en ramde op een gegeven moment op een belletje. Ons meisje pakte een paar theedoeken, en wikkelde die voorzichtig om het handvat van een enorme gietijzeren pan van waaruit vervaarlijk sissende geluiden kwamen. Dit speelde zich overigens allemaal af op ooghoogte van het kind. Ze tilde met twee handen (godzijdank) de pan naar beneden en schuifelde de ruim 10 meter onze richting op. Toen ze dichterbij kwam zagen we een tot de rand vullend soort borrelende soep, kerrie-kleurig, met heel veel reepjes kipfilet. Ze zette de pan op de rechaud, een blik van uiterste inspanning en concentratie, een zweetdruppeltje parelde langs haar voorhoofd. Het was gelukt! En toen kwijlde ze in de pan.”
Big missteak
Marcus: “De zaak oogde heel chic, met veel koper, glanzend mahoniehout en gedrapeerde gordijnen. En dan de reputatie: Champany Inn, in het Schotse Linlithgow, staat landelijk bekend om om de raszuivere Abderdeen Angus-steaks die er op open vuur werden bereid. Met een heuse in-house-butcher die in een aanpalende schuur zijn eigen rijpingskast in elkaar had geknutseld. Trots vertelde slager Billy dat hij zijn Aberdeen Angus-steaks maar liefst negen weken lang aan haken liet rijpen. Het leverde direct argwanende blikken op van mijn slagersvriend, goed bekend met het fenomeen van dry-aging, met wie ik deze foodtrip ondernam. Dry-aging van vlees is een eeuwenoude techniek die momenteel weer helemaal in zwang is bij hippe slagersateliers en trendy steakrestaurants. Het staat voor een rottingsproces (’besterven’) waarbij het vlees onder gecontroleerde omstandigheden (bepaalde luchtvochtigheid en temperatuur) doorgaans in vier tot zes weken droog wordt gerijpt. Het geeft je steak extra smaak en het vlees wordt super mals. De grassfed dry-aged Abderdeen Angus-steak, op het oog prachtig dooraderd vlees die ons in het restaurant, met een zilveren kommetje bearnaise, werd voorgeschoteld kon ons vanaf de eerste hap maar zeer matig bekoren. Nog voor het dessert begonnen onze magen onheilspellend te rommelen. Het verloop van de rest van de avond en nacht? Precies wat je denkt.”
Lekker bellen
Sabina: “Een romantisch etentje in een deftig restaurant. De tafeltjes staan best dicht bij elkaar, dus dan probeer je de tafels naast je zo’n beetje te negeren. Maar dat was lastig, want de vrouw naast ons werd al twee keer gebeld. Ze liep dan telefonerend naar buiten en daar bleef ze zeker een minuut of tien praten. Toen ze na het tweede telefoontje weer binnenkwam, zei haar date dat hij dit echt niet leuk vond. Iets met ‘aandacht voor elkaar’ en dat het allemaal heus wel kon wachten. De telefoon ging van tafel, met een sorry en een lief lachje. Maar toen hun voorgerechten waren afgeruimd, zoemde haar tasje weer. Man en ik keken elkaar aan: wat zou ze doen? Ze nam het gesprek op en wandelde kletsend naar buiten. En haar date? Die liep naar de bediening, betaalde en vertrok. Niet helemaal in overleg, kennelijk, want na tien minuten stond de belmevrouw verbaasd bij haar afgeruimde tafeltje. Dikke discussie met de bediening, kwaad jasje aantrekken en wegstampen. Natuurlijk moet je soms bereikbaar zijn, als je donorarts bent bijvoorbeeld en je moet een hart transplanteren, je aandelen staan op het punt van kelderen of misschien zit je heel diep in de drugshandel en die business wacht ook nooit. Maar ik vond het een topactie van de romantische meneer, en een bizar toneelstukje zo vlak naast ons.”
Hartstilstand
Vincent: “Mijn ergste horeca-ervaring was op een kruishoogte van 10.700 kilometer. ik had Singapore Airlines geboekt, vanwege hun fantastische service, maar het toestel richting NYC was net opgestegen, toen de gezette, grijsgele Amerikaanse in de stoel naast me een hartstilstand kreeg. Mijn gangpad veranderde in een uitzending van E.R., maar het mocht niet baten. Een arts stelde de dood vast en vervolgens werd de stoel afgedekt met SA-dekentjes en kwam de hele familie om beurten snikkend afscheid nemen. De cabine-crew kwam gedurende zeven lange uren lang langs met kleine en grote maaltijden. Chicken, sir? Chocolate, sir? Champagne, sir? Maar ik kreeg geen hap door mijn keel, want ik dacht steeds de geur van een gefermenteerde dame en zachtjes lekkende ontlasting te ontwaren..”
Horeca Hufters
Marcel: “Iedereen (her)kent ze wel: de Horeca Hufters. Het type dat te veel geld heeft en denkt dat dat voldoende reden is om zich als een aars te gedragen – ‘Ik betaal toch!’. Een gerecht terugsturen, omdat ze – ondanks dat ze het tien minuten geleden zelf bestelden – niet van het hoofdingrediënt houden. Of de duurste fles wijn van de kaart bestellen omdat het de duurste fles wijn is. Of lege flessen wijn omgekeerd in de koeler zetten. Vingerknippen of anderszins denigrerend doen naar de bediening. Zo luidruchtig zijn dat de hele zaak weet dat ze er zijn. Enfin, het type dus dat menig eetervaring van ons allemaal heeft versjitterd.”
Kippeling
Steffi: “Lang laaaaaang geleden werkte ik een blauwe maandag in een theater. Na de voorstelling hadden de artiesten natuurlijk hartstikke trek dus ging ik rond met een plateau vol kibbeling. Een bekende musicalster vroeg: ‘Wat is dat?’ Dus ik antwoordde: ‘Kibbeling!’ waarop hij zei: ‘Oh! Lekker!’ en een groot stuk in z’n mond deed. Nog geen twee seconden later zei hij: ‘Uhl! Dit is VIS!’ en – I kid you not – haalde het (aangevreten) stuk kibbeling weer uit zijn mond en legde het terug op het plateau. Ik was met stomheid geslagen. Wat dacht hij dan?! En hoezo spuug je het terug?! En hoezo lust je geen kibbeling?! Tot op de dag van vandaag is mijn enige plausibele verklaring dat hij dacht dat ik kippeling zei. Maar dan nog: doe niet zo raar..”
Lees ook: