Eddie’s eetergernissen: zo’n omhooggevallen ober aan tafel
Adeline houdt van eten, veel en vaak, en zowel thuis als er buiten. Nu gaat dat vaak goed, maar soms ook niet. In de serie Sunday Roast deelt ze haar verwonderingen. Deze week: van die verwaande obers.
Net als bijna heel Nederland maakte ik me afgelopen maand schuldig aan het in België uit eten gaan. Sorry not sorry. Wat ben ik trouwens blij dat het nu gewoon weer thuis kan, maar dat natuurlijk terzijde want ik heb iets anders te klagen.
Ik zakte helemaal af richting het zuiden van Bels, tot ergens diep-diep-diep in de buik van Wallonië naar het kleinste stadje van de wereld. Zij aan zij, straat na straat, waar ik ook keek: de geopende wijnbarren, overbevolkte restaurants en kneuterige lunchrooms lonkten met hun lichtjes. Het was een genot om alleen al naar te kijken, dat krijg je nou eenmaal bij een ernstig tekort.
Pardon mijn niet zo goede French
Ik trok dus een leuk pakske aan, stoof op de eerste beste tip van een local af en bij binnenkomst wist ik metéén wat ik niet heb gemist aan de horeca: de omhooggevallen obers.
In Wallonië heb je allereerst het getrut over welke taal je gebruikt en daar ging het meteen al mis. De garçon in kwestie keek alsof ik niet goed bij mijn hoofd was, toen ik vroeg of hij de in een mondkapje gelispelde zin wilde herhalen. Vlaams met een stevig Frans accent gedempt door een mondmasker, daar valt simpelweg niks van te bakken.
Vervolgens kreeg ik de spreekwoordelijke middelvinger door me hautainer dan hautain te behandelen. Ik probeerde het heus nog wel. Met mijn grootste glimlach bejubelde ik het eten, nomnomnomde ik bij de fles wijn, keek ik zo tevreden en voldaan mogelijk rond en nog steeds keek en deed die klootviool (pardon mijn niet zo goede French) alsof ik tuig was. Kan gebeuren, volgende keer beter. Dacht ik nog. Maar niets was minder waar.
Middelvinger aan de chef
Twee dagen later stapte ik na een ferme wandeling van vijftien kilometer door de Belgische blubber in jeans, leuke trui en op best wel hippe sneakers een restaurant binnen. Het restaurant waar ik de avond vooraf nog bijna met rode loper was binnengehaald. Maar dit keer keek de gastvrouw alsof ik ontsnapt was van de boerderij en rechtstreeks haar hut binnenkwam lopen. Haar collega was al niet veel beter.
Of ik toch wel wist dat je minimaal drie gerechten moest bestellen. De wenkbrauwen optrekken, omdat ik nog een best behoorlijk glas wijn bestelde. Met een heel grote boog om de tafel heen bewegen. En zonder uitleg de borden op tafel knikkeren.
Niet welkom
Ik vind de omhooggevallen, verwaande ober misschien wel het meest irritante in de horeca. En dat wil wat zeggen met mijn repertoire aan eetergernissen. Niks is zo klote als je ergens niet welkom voelen. Want wát denkt zo’n naargeestig type eigenlijk? Dat ik het prima vind dat hij/zij/hen mijn avond echt enorm loopt te verkutten? Om nog maar te zwijgen over de middelvinger die je opsteekt tegen de chef-kok die staat te buffelen om iets moois op tafel te zetten.
Ik durf te beweren dat het eten er net een beetje minder lekker van smaakt. Wat daar in Wallonië echt zonde was, want de chef had een Bib Gourmand. Vanaf nu maar weer lekker hier uit eten, daar ben ik in ieder geval niet de enige irritante Hollander die een hapje komt eten.
Lees ook:
- Corona-nieuws: chocoladepaashazen in quarantaine
- We moeten het hebben over mensen die op ijsjes kauwen
- Gerechten die (sterren)chefs nooit op de kaart zetten