7 dingen die ik leerde van mijn bijbaan in het HEMA-restaurant
Ooit, in een ver verleden (lees: 2015), stond ik in mijn felgroene polo en lelijke, wijde spijkerbroek met loeigroot logo in het HEMA-restaurant te werken. Koffie zetten, broodjes smeren, kassa draaien, tafels schoonmaken, vuile borden wegwerken: ik deed het allemaal. En ook al besef je het op dat moment nog niet… Van mijn bijbaan in het HEMA-restaurant heb ik toch wel het een en ander geleerd.
Waardevolle lessen die in de rest van je leven goed van pas komen. Dat werken bij je favoriete winkel je ook korting op de producten uit die favoriete winkel geeft, bijvoorbeeld. Dit zijn nog eens 7 dingen die ik uit mijn HEMA-tijd leerde:
1. Wij zijn een gierig volkje
Nederlanders staan bekend als gierig volkje. We zullen altijd onderzoeken hoe we zo goedkoop mogelijk door het leven kunnen gaan. Daar kwam ik in het HEMA-restaurant élke werkdag weer achter. Ken je de euro-ontbijtjes van HEMA nog? Voor €1 kreeg je een baguette met omelet, croissant en kop koffie of thee. Wilde je uitgebreider ontbijten, dan kon je voor 10 of 25 cent (volgens mij) extra ingrediënten kopen. Zo was het vroeger in ieder geval, toen ik 10 jaar geleden achter de kassa stond. Wat is 25 cent nu voor een plakje bacon, zou je denken. Tóch waren er (hordes!) mensen die dat plakje bacon vakkundig tussen hun baguette en omelet propten, in de hoop dat ik dat dan niet zag. Om zo dus gratis dat plakje bacon mee te pikken. Ja, echt.
De tijd dat je zó goedkoop kon ontbijten bij HEMA ligt inmiddels achter ons. Maar of ons gierige gedrag ooit verleden tijd wordt? Ik betwijfel het.
2. Karens bestaan echt
Ik heb ook in een kledingwinkel gewerkt, in de supermarkt en op een klantenservice. Maar mijn grootste nachtmerrieklant ontmoette ik toch echt bij de HEMA. Soms denk ik wel eens dat het fenomeen Karen is bedacht door haar bestaan. Wat je ook deed, deze vrouw snauwde je af. Boorde je de grond in en trapte daar nog eens even lekker op. Als ik achter de kassa stond en er was een kleine rij en zij sloot achteraan, riep ze DIRECT dat het sneller moest en ik moest opschieten. Als ik soep voor haar inschonk, schreeuwde ze dat er meer ballen in moesten. En ja, ik heb meerdere keren van haar de manager erbij moeten roepen. Ik weet niet niet hoe het met haar gaat, maar ik hoop dat ze nog eens stikt in zo’n soepbal. Zo.
3. Mensen zijn (enorme) gewoontedieren
Dit vond ik eigenlijk echt megaschattig altijd. Ik denk dat er geen enkele andere winkel is waar zoveel mensen uit gewoonte naar terugkeren dan de HEMA. Zo ook het HEMA-restaurant. Sommige mensen kwamen hier elke dag. Elke. Dag. Op hetzelfde tijdstip, aan dezelfde tafel. En dan namen ze steeds exact dezelfde bestelling. Ik zie nog zo het ouder echtpaar voor me dat altijd een cappuccino en een koffie bestelde, en aan dezelfde ronde tafel aan het raam ging zitten. Die vrouw had ook altijd een stempelkaart mee (bij een volle kaart kreeg je een gratis kop koffie) en daarmee probeerde ze al-tijd gratis stempels te fixen. Deze situatie past ook best bij het ‘gierige volkje’-scenario, bedenk ik me nu. Gewoontedieren zijn we, en I’m here for it.
4. Geduld is een schone zaak (en extra schone kleren ook)
Mensen die ook in HEMA-restaurants werken: jullie zullen nu driftig ‘ja’ schudden. In HEMA-restaurants kan het loei- en loeidruk worden. Dan moet je dus als een gek bestellingen opnemen, broodjes bijvullen, ijskoffie maken en… Ja, ijskoffie maken. Daar heb ik ook een nachtmerrie-ervaring mee gehad. Die werden altijd voorbereid en in grote plastic kannen in de koeling gedaan. Ik heb dus een keer – in stressmodus – twee van zulke kannen keihard op de grond laten vallen. Zo uit m’n handen. Ik had een groen HEMA-shirt en dat was doorweekt en gewoon compleet bruin. Thank God voor de extra schone HEMA-shirtjes daar. Soms heb ik het idee dat er nog steeds een beetje ijskoffie uit m’n poriën komt.
5. De spoelkeuken is (letterlijk) de shit
Als ik Karen op bezoek kreeg of ik had een kater, dan wilde ik altijd het liefst de spoelkeuken in verdwijnen. Ik vond het dus echt chill daar. Lekker achter de schermen een beetje die borden, messen en dienbladen wegwerken. Mij niet bellen: ik stond daar prima. Maar het was soms ook wel een beetje létterlijk de shit. Als er gore snotdoeken, hompen kauwgom en bebloede servetten op lagen, bijvoorbeeld. Dan mocht Karen mij toch wel even bellen om haar te komen helpen.
6. Ik kan best goed pannenkoeken bakken
De eerste pannenkoek mislukt altijd – maar niet bij mij. Nee, ik kon dat dus écht goed in dat pannenkoekapparaat. Collega’s gaven mij er altijd complimenten over. Die pannenkoekbak-skills heb ik lekker meegenomen naar huis. Nog steeds is pannenkoeken bakken mijn talent. Ik heb overigens één litteken gekregen van dat apparaat. Dat was toen ik weer miss Ongeduld herself was en tegen die gloeiend hete plaat aanstootte. Ik denk dat ik pas sinds vorig jaar het idee heb dat het litteken op m’n arm wat minder is geworden.
7. Het broodje Surinaamse kip mag nooit verdwijnen
In mijn tijd – 2015 dus – was het broodje Surinaamse kip de echte hardloper. Die broodjes gingen als een malle. Legde je er 4 in, dan waren ze alle 4 in 10 minuten weg. Toegegeven: dit broodje met kip, kerriesaus en zuurtjes is ook wel echt bizar lekker. Daarom pleit ik ervoor dat deze nooit mag verdwijnen. Ik heb ‘m toevallig bij mijn HEMA-bezoek vorige week nog op, dus ik weet zeker dat hij er nog is. Pfieuw.
Lees ook: