De winterse geur van kastanje: breng het naar Nederland
Elk jaar weer zie ik weer mateloos op tegen de winter. Tegen weemoedig makende kale bomen, striemende regens en gierende stormen. En dan is het de kastanje die de winterblues op afstand houdt. De vrucht van de tamme kastanjeboom die pas zijn subtiel-zoete smaak vrijgeeft na een tijdje smeulen op een rooster. Liefst midden op straat. Maar daarvoor moet ik jammer genoeg nog altijd ver reizen.
Emigreren dan maar
Keulen, Istanboel, Londen, Parijs, Rome, Lissabon, Milaan, Straatsburg – waar vind je géén handkarren (Istanboel), locomotieven (Straatsburg), elektrobrommers (Keulen), doormidden gezaagde olievaten (Londen), omgebouwde stacaravans (Milaan), klaptafels (Lissabon), provisorische kramen (Rome) of verdonkeremaande supermarktkarretjes (Parijs) met een stapel vers geroosterde kastanjes? Precies. In de hoofdstad van Nederland.
Al jaren pleit ik voor het roosteren langs de openbare weg, steeg en gracht van deze lichtzoete vrucht. Maar afgezien van een enkele kraam op een foodfestival, tevergeefs.
In Nederland groeien voornamelijk wilde of paardenkastanjes en die zijn niet geschikt voor consumptie, is het repliek dat ik krijg. Voor tamme kastanjebomen (Castanea sativa) moet je in Frankrijk zijn, wordt er bij gezegd. En in de provincie kom je wél kastanjeventers tegen, hoor ik ook. Maar wáár dan? In ieder geval nooit waar ik me in de provincie ophoud. Wat heus weleens gebeurt.
De 100-mijlregel
Oké, weinig landelijke grondstoffen voor deze geweldige snack, dus. Maar mijn Turkse groenteboer en Marokkaanse slager verkopen prachtexemplaren uit Frankrijk. En zelfs de supermarkt puilt er in het seizoen van uit. En nee, dat is inderdaad niet erg duurzaam. Net zomin als mandarijnen uit Spanje dat zijn. Of appels uit Nieuw-Zeeland. Bananen uit bananenrepublieken. Avocado’s uit Californië. En sharonfruit uit Israël.
Dan is Frankrijk nog best te doen, qua duurzaamheid. Als je de 100-mijlregel aanhoudt – zoals locavoren doen die enkel eten wat binnen een straal van 100 mijl (160 kilometer) groeit – en je staat bij de grenspaal in Zuid-Limburg, red je het net. En plant anders die tamme variant hier. Hoe moeilijk kan dat zijn?
Puntzak
Ik zou het dus eigenlijk niet moeten willen, maar het is sterker dan ikzelf. Ik móet geroosterde kastanjes om mij door de herfst en het begin van de winter te helpen. En ik kan ze natuurlijk zelf roosteren, maar ik eet ze nu eenmaal bij voorkeur op straat.
Dat ik kom aanlopen en de verleidelijke geur al van ver mijn neus in dwarrelt. En dat ik dan mijn verkleumde vingers aan het vuur warm, terwijl de verkoper een puntzak vult met die gloeiendhete, op kolen geroosterde delicatessen. En dat ik vervolgens met zo’n kastanje in mijn handen moet jongleren omdat-ie eigenlijk nog veel te heet is om open te peuteren. En dat ik dan ook nog, als de schil er eindelijk met veel moeite vanaf is, mijn tong en met een beetje pech mijn gehemelte verbrand, omdat ik alleen maar ongeduldiger word om te proeven. En dat mijn papillen uiteindelijk die lichtzoete rooksmaak mogen begroeten. Dat wil ik.
Ook trek gekregen in geroosterde kastanjes? Tot de kraampjes op elke hoek van de straat verschijnen, hier een thuisrecept.
Lees ook: