Onze man in de provincie is boos
Hij at meerdere malen per week buiten de deur, was altijd op zoek naar de lekkerste haring, leukste wijn, sappigste hamburger of beste vleesthermometer. Maar een half jaar geleden verruilde journalist Marcel Langedijk Amsterdam voor De Provincie. Is het daar een beetje vol te houden voor een liefhebber van het betere eten en drinken? Dit keer dus niet.
Valt er dan helemaal niks te klagen over het leven in De Provincie? Natuurlijk wel. Het is niet voor niks dat (give or take, hè) driekwart van de bevolking de grote steden verkiest boven het platteland. Want voor wie elke dag ondergedompeld wil worden in een mare van musea, poppodia, horeca, theaters, yogacentra, anusbleekklinieken en bioscopen, is het flink aanmodderen op het platteland. Er is weinig te beleven, een lokaal dorpsfeest daargelaten. Dat is niet erg, want de automobiel is gewillig en de middelgrote stad nooit verder dan een half uur, maar het is een ander gevoel dan de deur uitwandelen en, hopla, middenin de zinderende stad staan.
Henny Vrienten vindt het ook
Ik had het daar deze week nog over met Henny Vrienten. Voor je begint te sputteren: ik zou nooit zomaar name droppen en Henny is geen oude vriend van mij, we hebben niet samen geknikkerd, maar ik moest de vrij legendarische voorman van Doe Maar gewoon interviewen voor een tijdschrift van papier.
Zoals dat gaat bij alle interviews die ik doe, wordt er voor of na het gesprek wat gekoet en gekalfd. Ik ben Peter R. de Vries niet, snap je, ik ben meer van de fluwelen aanpak dan van het gestrekte been. Zodoende kreeg ik het over De Provincie met Henny – 71 inmiddels, maar om hem Mijnheer Vrienten te noemen voelt slecht.
Een tweede huis
Hij woont er namelijk ook, in De Provincie. Redelijk om de hoek, zelfs, in Overijssel, maar in tegenstelling tot mijzelf woont de Doe Maar-voorman er niet permanent; het is zijn tweede huis. De meeste tijd spendeert Henny in zijn ongetwijfeld prachtige stekje aan de Amsterdamse grachten. We hadden het over zijn liefde voor ruimte en rust, over zijn passie voor tuinieren. Hij wilde komende voorjaar meer vlinderstruiken en een mooie plek waar egels kunnen overwinteren. We hadden het over de avonden die hij doorbracht in zijn provinciale tuin, knisperend haardvuur, flesje goede wijn, samen met de anderen mannen-op-leeftijd van Doe Maar, over de geweldige gesprekken die er dan volgden.
Voor het hele gezin
En we hadden het over hoe moeilijk het is om goed te eten in De Provincie. Mind you, het sterft er van de eetcafés en all you can eat buffet-ellende, je komt om in de steakhousen, wokpaleizen, slechte Griekse restaurants en in werkelijk elk dorp zit een Chinees die De Lange Muur heet, met minimaal vijfhonderd gerechten die allemaal hetzelfde smaken. Pannenkoeken, spareribs en Domino’s: op elke straathoek. En al die restaurants zijn natuurlijk uitermate geschikt ‘voor het hele gezin’.
Schnitzel from hell
Supergezellig allemaal en er is een markt voor, blijkbaar, maar echt smakelijk eten deed ik er nooit. En de meeste mensen niet, maar ze pikken het. Vanwege gebrek aan beter, denk ik, of omdat het altijd al zo was. En dat is klote. Want daardoor at ik afgelopen weekend een schnitzel from hell in een niet nader te noemen stadje en een niet nader te noemen eetcafé. Tegen beter weten in, dat geef ik toe, maar de twee glazen herfstbok hadden me moed gegeven en brachten me in gedachten terug naar die ene schnitzel die ik ooit at in Wenen.
Zo eentje die over het boord viel van grootgeschapenheid. Plukje peterselie en een citroentje, meer zat er niet bij. De hemel. Het ding dat ik kreeg, was dik, grauw, pezig en de wellicht krokant bedoelde ‘korst’ van paneermeel zat los en was zompig. Het ergste, echter, was de totale smakeloosheid van het stuk vlees en de begeleidende blikchampignons. Alsof ik een kartonnen doos at.
Pizza uit de steenoven
Henny knikte begrijpend. Ja, nee, er zijn sterrenzaken genoeg in De Provincie, zei hij, maar je hebt niet elke avond zin in dingen die op een bedje van zus of zo worden geserveerd. Het was mijn beurt om begrijpend te knikken. Soms, zei Henny, heb je zin in oesters, soms in simpel Indisch. De ene keer, riep ik met overslaande stem, wil je een belachelijk goede pizza uit de steenoven, de andere keer ramensoep. Soms wil je Thais, soms een burger, dan weer sushi.
Word de fucking beste
We vielen elkaar huilend in de armen – al kan ik dat ook gedroomd hebben – want dat is er dus niet, in De Provincie. En dat slaat nergens op. Waarom is er geen ondernemer die – ik noem maar wat – een steenoven koopt, vijftien tafeltjes neerzet en de tien beste pizza’s van de hele bloody provincie gaat maken. Begeleid door een paar heel goede, betaalbare huiswijnen. Meer niet. Concentreer je op één ding en word daar de fucking beste in. Geen gezeik met voorgerechten, geen dame blanche achteraf, geen moeilijke cocktails en geen kloterige speelhoek. Ik zou ervoor omrijden. En de halve provincie met mij.
P.S. Wie weet provinciale restaurants waar ze het wél goed doen? Ik houd me meer dan aanbevolen voor tips. En Henny ook.
Lees ook: